to still the yammering brain/ kathleen jamie

‘This is what I want to learn: to notice, but not to analyze. To still the part of the brain that's yammering, My god, what's that? A stork, a crane, an ibis? — don't be silly, it's just a weird heron. Sometimes we have to hush the frantic inner voice that says Don't be stupid, and learn again to look, to listen. You can do the organising and redrafting, the diagnosing and the idenitying later, but right now, just be open to it, see how it's tilting nervously into the wind, try to see the colour, the unchancy shape — hold it in your head, bring it home intact.’ p42

Kathleen Jamie, Findings.

fake/ the woman upstairs

‘It occurred to me, not for the first time, that Lili's world was not so different from my dioramas, or even from Sirena's installations: you took a tiny portion of the earth and made it yours, but really what you wanted was for someone else – ideally, a grown-up, because a grown-up matters, has authority, but is also not the same as you – to come and see, to get it, and thereby, somehow, to get you; and all of this, surely, so that you might ultimately feel less alone on the planet. And what was also true was that I was happy to be in Lili's hidden lair – more than happy, I was honored – but after a few minutes I wanted to get out of it. I wanted to lift the blanket and climb back into the room and stretch my limbs and leave the dollies and their crumbs and their thimble-cups of cold tea (with milk, if you please) behind, and go back to my grown-up friends and their conversation. For fifteen of the twenty minutes I stayed in there, I was humoring her.
       And this was why, I told myself, I didn't want to show my art to anyone, even though showing it had always, from the beginning, been a large part of the point: I didn't want to show it because I didn't want to be humored. I didn't want anybody to feel they had to say nice things, or say anything at all, because I could tell they were fake, I could always tell, and I hated it. I didn't want anybody to tell me it wasn't any good – just as Lili would have been shocked if I'd said such a thing to her: these were not the terms of her world at all – and I didn't particularly want anyone to tell me it was good, either. I just wanted to be got, and I didn't trust that I would be.’ p69-70

Claire Messud, The Woman Upstairs

make it burn/ the woman upstairs

‘ (..) I'm not an Underground Woman, harboring resentment for my miseries against the whole world. Or rather, it's not that I'm not in some sense an Underground Woman – aren't we all, who have to cede and swerve and step aside, unacknowledged and unadmired and unthanked? Numerous in our twenties and thirties, we're positively legion in our forties and fifties. But the world should understand, if the world gave a shit, that women like us are not underground. (..) We're always upstairs. We're not the madwomen in the attic – they get lots of play, one way or another. We're the quiet woman at the end of the third-floor hallway, whose trash is always tidy, who smiles brightly in the stairwell with a cheerful greeting, and who, from behind closed doors, never makes a sound. In our lives of quiet desperation, the woman upstairs is who we are, with or without a goddamn tabby or a pesky lolloping Labrador, and not a soul registers that we are furious. We're completely invisible. I thought it wasn't true, or not true of me, but I've learned I am no different at all. The question now is how to work it, how to use that invisibility, to make it burn.’ p6

Claire Messud, The Woman Upstairs.

narcistische mishandeling (ii)

Ik heb het boek nog niet helemaal uit, maar kan al wel vaststellen dat ook het tweede boek van Iris Koops een prettig naslagwerk is. Waar Herstellen van narcistische mishandeling vooral onderzoekt wat narcistische mishandeling is en hoe je er achter komt of je daar inderdaad mee te maken hebt (gehad), helpt Je leven in eigen hand te dealen met het zwarte gat dat onstaat zodra er wordt geaccepteerd dat er inderdaad sprake is (geweest) van narcistische mishandeling.

Ik zeg heel stoer dat het een prettig naslagwerk is, maar het is ook een confronterend werk over wat er in de geest verschoven wordt om ruimte te maken voor de wil en gevoelens (/het bestaan) van een ander. De ruimte voor de narcist. Het zwarte gat dat overblijft als de invloed van die narcist langzaam wordt weggewerkt. Maar ook dat is lastig, want wat is een gevolg van die invloed en wat is daadwerkelijk van het zelf?

& inderdaad, wat te doen met de ruimte die onstaat? Hoe wek ik dat (verborgen/overgebleven) zelf weer tot leven? Uit Je leven in eigen hand:

Tijdens een relatie met een narcist of psychopaat ontwikkel je een bepaald overlevingsgedrag. Dit gedrag is erop gericht om te kunnen overleven binnen deze destructieve relatie. Het herstel is er juist op gericht, los te komen van deze relatie en bijbehorend gedrag. Het gaat erom weer jezelf te worden. Als je identiteit nauwelijks gevormd is of nooit tot uiting heeft mogen komen, is het moeilijk om de gebaande paden, namelijk het jou zo bekende overlevingsgedrag, te verlaten. Nieuwe wegen ontdekken vereist moed.’ p237

Hetzelfde boek (h)erkent waar de valkuilen liggen, hoe triggers werken & hoe deze op te vangen, en heel veel meer.

*

Bizar: de narcist is leeg maar zijn slachtoffer dient ruimte te maken; almaar meer ruimte te maken.

*

Ik heb aldoor de neiging dit alles nu te.. relativeren. Het is voor ‘normale’ (hierover zostraks meer) mensen ongetwijfeld moeilijk de gevolgen van narcistische mishandeling voor slachtoffers in te schatten. De vragen die men, naar ik mij voorstel, stelt zijn dan ook naïef: waarom deed je er niets aan? Waarom zei je er niet iets van? Dergelijke vragen leiden tot schaamte en twijfels, want inderdaad, waarom deed ik niet iets?

Ondertussen weet ik dat het niet zo simpel is: 1) ieder mens leeft slechts één leven, er is dus geen vergelijkingsmateriaal: het slachtoffer heeft geen idee van de abnormaliteit van de situatie; 2) de narcist luistert niet. Simpelweg, niet. Het maakt niet uit waar het om gaat: zolang je het niet met hem eens bent is hij niet geïnteresseerd in wat je te zeggen hebt. Dat geldt voor alles: aangeven wat je voelt, wat je ziet, waarom je iets wel of niet wilt, wat je mooi of lekker of lelijk vindt, waar je pijn voelt, waar de theedoek hangt, dat het regent — zolang de narcist het zelf niet (als dusdanig) ervaart wordt jouw ervaring niet serieus genomen. Als iets echt niet valt te ontkennen (denk aan missende ledematen, aan bloed: onomstotelijk bewijs), is het jouw eigen verantwoordelijkheid, ook als iemand anders (bijvoorbeeld de narcist zelf) jou iets heeft aangedaan.

Er wordt, kortom, keer op keer over je heen gewalst. Je bestaat maar je bestaat niet. Zo voelt het.
Ik weet niet hoe ik dit duidelijker kan maken.

*

Ik dacht lang dat het normaal was overal aan te twijfelen; mijn eigen ideeën, sensaties, ervaringen, minder serieus te nemen dan die van anderen. Zoals ik in mijn blogpost over Koops’ eerste boek al zei:

Jarenlang samenleven met een narcist kan er [..] voor zorgen dat de eigen beleving volledig verdwijnt.

De grens tussen de ander en het zelf bestaat dan niet. Het gevolg is dat er nooit een keuze wordt gemaakt zonder (lang) stil te staan bij de wensen en/of gevolgen van/voor anderen: in eerste instantie de narcist; later iedereen.

Van jongs af aan te maken hebben met een narcist is hard: je voelt je nooit veilig. Je weet nooit wat te verwachten: en dat is wat je wordt: in afwachting. Wel weet je dat er altijd een reactie zal komen (ook al is die reactie soms een langdurig zwijgen) en dus zul je moeten leren anticiperen en incasseren. Maar onberekenbare mensen zijn niet te vertrouwen, en onberekenbare mensen zijn niet eerlijk. Je leert al op jonge leeftijd dat er geen normen, geen waarden zijn die staan, en blijven staan ongeacht de situatie: niets is normaal. & dat geldt voor iedereen en alles, denk je te weten: het generaliseren wordt met de paplepel ingegoten. (Ik haat spreekwoorden, maar hier past het juist omdat ik ze verafschuw.)

En dus bestaat ‘normaal’ simpelweg niet: ik heb het woord jarenlang alleen tussen haakjes gebruikt, ik geloofde niet in het woord. Nu pas begin ik te beseffen dat het te maken heeft met een basis, met normen en waarden, en het recht op een eigen identiteit.

Ik begin meer dingen te beseffen.

wringing my hands/ over ‘hot milk’

Where had I got to in my own life by trying to please everyone all the time? Right here. Wringing my hands. p66

*

De hoofdpersoon van Hot Milk is een apathische jonge vrouw. Ze laat zich gebruiken, waait mee met de wind van wie wat dan ook van haar wil. & om een of andere reden wekt dit nogal heftige reacties op bij lezers.

Which is curious, considering the history of literature: eigenzinnige, zelfbewuste en vastberaden fictieve vrouwelijke personages zijn daar uitzonderingen.

Deborah Levy’s Sofia is zoals gezegd een jonge vrouw. Maar ze wordt niet gebruikt, gestuurd, door een man. Is dat wat dit boek zo eigenaardig maakt? Zou het anders voelen als niet Sofia’s moeder, maar haar vader de hulpbehoevende figuur in Sofia’s leven was?

Achtergrond: moeder is ziek, of denkt dat ze ziek is, dochter heeft haar studie (tijdelijk) opgegeven om voor haar moeder te zorgen. De dochter twijfelt of haar moeder wel echt ziek is, maar durft dat niet hardop te denken, zeker niet hardop te zeggen. En dus sloft haar leven voort. Deze moeder-dochter-relatie, en de gevolgen hiervan voor Sofia, staan centraal in Hot Milk.

Ik probeer me niet te veel aan te trekken wat andere mensen vinden van boeken die ik zelf heel goed vind, maar in dit geval is er sprake van een misverstand. Denk ik. Wat niet begrepen wordt is dat een gezonde relatie tussen ouders en hun kinderen niet vanzelfsprekend is. De verhoudingen tussen Sofia en haar moeder, Rose, zijn ongewoon. & dat is waar dit verhaal om gaat: een dochter die op de automatische piloot haar leven leeft en in een onbekend heet land door medusa’s (kwallen) lijkt te worden gewezen op eigen liefdes en verlangens.

(Sofia is niet dom. Daarom zijn de verhoudingen zo ingewikkeld, & het boek zo goed.)

*

Ik verdedig dit boek omdat het mijn leven aanraakt. Ik wil daar niet te veel over zeggen maar ik begrijp Sofia, zoals ik Lucy Barton begrijp. Hot Milk en My Name is Lucy Barton zijn in mijn geest familie. De omstandigheden van Lucy Barton zijn (op het oog) minder ingewikkeld, waardoor het makkelijker is haar karakter te begrijpen en haar als persoon sympathiek te vinden. Deborah Levy’s Sofia is lastiger te doorgronden. Hoewel ook haar karakter een gevolg is van de omstandigheden in haar leven, is dat minder goed zichtbaar. Ik denk dat het zo zit: Lucy Barton was van jongs af aan op zichzelf aangewezen: haar zelf was alles wat ze had: daar vocht ze voor; Sofia werd dat juist afgenomen, ze werd aanhankelijk gemaakt, waardoor er niets van haar zelf over bleef om naar te luisteren, om serieus te nemen; waardoor er niets over bleef om te beschermen. 

(vechten / beschermen —
vechten als actie om te beschermen;
beschermen suggereert dat er zicht is op wat er is (omlijnd: begrensd) om voor te vechten;
maar als dat nooit is erkent, lijkt er niets te zijn.

ook dat maakt Hot Milk verwant aan My Name is Lucy Barton;
We vergeten misschien te gemakkelijk dat we zonder vaardigheden worden geboren, dat alles aangeleerd handelen/gedrag is. Waar we niets van weten neemt geen ruimte in, omdat we simpelweg niet weten dat het er toch is.

maar Sofia. Sofia is apathisch omdat haar gevecht nooit serieus genomen werd.
en ze zichzelf, als gevolg daarvan, niet serieus nam.
machteloos: want het heeft geen zin;
want het uitzicht biedt geen uitzonderingen, oplossingen.

maar ze bedenkt;
I want to get away from the kinship structures that are supposed to hold me together. To mess up the story I have been told about myself. To hold the story upside down by its tail. p63)

*

Het is niet normaal, blijkbaar niet voor te stellen: toch niet onwaarschijnlijk.

Een niet-perfecte en egoïstische moeder maakt ons van slag,
een jonge vrouw die de perfecte dochter probeert te zijn maakt ons van slag;
hoe is het mogelijk.

Bovendien; Sofia neemt haar lichaam, haar bestaan terug in eigen beheer. Ze is taai, ze overleeft.

*

The door to the concrete terrace on the beach opened of its own accord. A breeze filled the room. A warm desert breeze carrying with it the deep, salt smell of seaweed and hot sand. The waves were crashing on the beach, the table on the terrace had my laptop resting on it, the night stars made in China were open under the real night stars in Spain. All summer, I had been moonwalking in the digital Milky Way. It's calm here. But I am not calm. My mind is like the edge of motorways where foxes eat the owls at night. In the starfields, with their faintly glowing paths running across the screen, I have been making footprints in the dust and glitter of the virtual universe. it never occurrerd to me that, like the medusa, technology stares back and that its gaze might have petrified me, made me fearful to come down, down to earth, where all the hard stuff happens, down to the check-out tills and the barcodes and the too many words for profit and the not enough words for pain. p216

au sérieux/ etty hillesum

‘Woensdagmiddag [13 augustus 1941]. — Een koelbloedige, ijskoude objectiviteit bereik ik natuurlijk niet, met mijn aanleg. Daarvoor zit er te veel gemoed. Maar ik ga ook niet meer zo kapot als vroeger, door al dat gemoed. Daan [Sajet] is uit een vliegmachine gevallen en er gaan zoveel van die levendige veelbelovende jongens ieder ogenblik van de dag en de nacht dood. Ikw eet niet wat ik daarmee beginnen moet. Door het vele leed om je heen begin je je er voor te generen, dat je jezelf met al je stemmingen au sérieux neemt. Maar je móét jezelf sérieux blijven nemen, je moet zelf het centrum blijven en met alles wat er in deze wereld gebeurt moet je ook klaar zien te komen, je mag nergens je ogen voor sluiten, je moet je auseinandersetzen met deze verschrikkelijke tijd en een antwoord zien te vinden op het aantal vragen op leven en dood die deze tijd je stelt. En misschien vind je op enkele van deze vragen een antwoord, niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen. Ik leef nu eenmaal. Ik moet alles onder ogen zien. Ik moet ook niet weglopen voor mezelf. Ik voel me soms net een paal aan een woedende zee, van alle kanten gebeukt door de golven. Maar ik blijf staan en raak dan verweerd door de jaren. Ik wil vol blijven leven.

Ik wil de kroniekschrijfster worden van veel dingen uit deze tijd (beneden moord en brand, vader brult: ga dan, en smijt met deuren; ook dat moet verwerkt worden en nou huil ik – brul opeens, zó objectief ben ik dus nog niet; eigenlijk kan je heir in huis niet leven, enfin, vooruit maar weer); o ja, kroniekschrijfster, daar was ik gebleven. Ik neem bij mijzelf waar dat naast al dat subjectieve lijden dat ik doe altijd weer een a.h.w. objectieve nieuwsgierigheid komt, een hartstochtelijke belangstelling voor alles wat deze wereld en z'n mensen en m'n eigen zielenroerselen betreft. Ik geloof soms dat ik een taak heb. Alles, wat er om me heen gebeurt moet in mijn hoofd tot klaarheid gedacht worden en later door mij beschreven worden. Arm hoofd en hart, wat zullen jullie nog veel te verwerken krijgen. Rijk hoofd en rijk hart, jullie hebben toch ook wel een mooi leven.

(..) Je wordt soms zo afgeleid door de schokkende gebeurtenissen om je heen, dat je je later maar moeizaam de weg tot jezelf terug kunt banen. En toch moet dat. Je mag niet ten onder gaan in de dingen om je heen, uit een soort schuldgevoel. De dingen moeten in jóú tot klaarheid komen, je mag niet zelf in de dingen ondergaan.

En een gedicht van Rilke is even reëel en belangrijk als een jongen, die uit een vliegmachine valt, dat wil ik je nog even op het hart drukken. Dat alles is er nu eenmaal in deze wereld en je mag het ene niet wegcijferen voor het andere. (..)

De vele tegenstrijdigheden moeten geaccepteerd worden, je zou alles wel willen samensmelten tot een eenheid en op de een of andere manier willen vereenvoudigen in je geest, omdat het leven dan eenvoudiger zou worden voor jezelf, maar het leven bestaat nu eenmaal uit tegenstrijdigheden en die moeten alle geaccepteerd worden als behorende bij het leven en men mag op het ene niet een zwaarder accent leggen ten koste van het andere. Laat maar draaien, de hele zaak en misschien wordt het dan toch nog een geheel.’

Het verstoorde leven. Dagboek van Etty Hillesum, 1941-1943.

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief