a vapid pleaser/ catherine lacey

After a few weeks of failure, I told Christopher I couldn't do his project, that I didn't have it in me, and he said I'd ruined his entire thesis and wasted his time. I didn't know you were such a vapid pleaser, he said. I asked him what he meant and he said, You know, one of those women who want male approval so badly they go along with whatever a man asks them but ultimately end up failing because they never think about what they actually want. It was a beautiful autumn day and we were standing in front of the old library, the concrete steps strewn with students. My veins dilated. I said, I didn't know you could be one of those pretentious assholes who think they have a right to something just because they have one stupid idea, you skeezy fuck. I had never felt so large and small at the same time. I didn't recognize my own voice and words. Shame and pride swirled together in a way that felt animal, so I darted away from him. I was still new to this kind of adrenaline, the immediate release of anger instead of gnawing on it like overdue gum.

~ Catherine Lacey, The Answers/ p. 31.

de kieren van lucy barton

It was her style, her forthright spilling out about things I didn’t know people spoke of.’ Elizabeth Strout, My Name is Lucy Barton (p. 62).

*

Lucy Barton is een small town girl. De eerste elf jaar van haar leven woonde ze in een garage. Ouders werkten, beide; Lucy bracht dagen alleen door in een opgesloten truck. Mishandeling en armoede, zowel geestelijk als lichamelijk. Ze kwam los van haar omgeving/ouders omdat een universiteit Lucy's cijfers opmerkte; ze mocht gaan studeren.

Boeken kusten haar wakker, maar eenmaal studerend merkte ze al snel dat ze de wereld van huis uit anders benadert: ze mist de vanzelfsprekendheid waarmee anderen de wereld bewonen, onderzoeken, voelen, en verwerken.

*

spilling out about things I didn't know people spoke of

Een boek over woorden, Lucy Barton. Vooral over de afwezigheid daarvan. Daar wil ik iets meer over zeggen dan dat Elizabeth Strout een fantastische schrijver is — want een wereld zonder woorden, de wereld waarin Lucy Barton opgroeide, is niet alleen een stille wereld: het is ook een kleine wereld, één met weinig mogelijkheden. 

Woorden zijn er om lijnen mee te tekenen: rondom ideeën, gevoelens, sensaties, dromen; maar in de wereld waarin Lucy Barton opgroeide waren woorden er alleen om iets duidelijk te maken.

*

Ik moest denken aan Herta Müllers ‘dagelijkse handgrepen’

De dingen heetten precies zo als ze waren en ze waren precies zo als ze heetten. Een overeenstemming voor altijd. Voor de meeste mensen bestonden er tussen woord en voorwerp geen kieren waar je doorheen moest kijken en in het niets moest staren, alsof je uit je huid gleed, de leegte in. De dagelijkse handgrepen ware instinctief, waren woordloos aangeleerd werk, het hoofd volgde de weg van de handgrepen niet en had ook niet zijn eigen afwijkende wegen.

&: Zwaar werk (..) was een leerschool van zwijgen. Het lichaam had het veel te zwaar om energie in praten te steken. (Praten als luxe (maatschappelijk gezien)/ als je praat ben je lui, werk je niet hard genoeg.)

&: Soms dacht ik als ik ernaar keek: ik kijk nu naar hoe het gaat als mensen het praten verleren. Als ze dit gezwoeg achter de rug hebben, zullen ze alle woorden vergeten zijn.

&: Wat je doet hoeft niet in het woord verdubbeld te worden. Woorden vertragen de handgrepen – dat kende ik.

Communistisch Roemenië is natuurlijk niet te vergelijken met Amerika, maar het gaat om dezelfde druk: werken om te leven. Praten gebeurt alleen als het nodig (/nuttig) is. En dus gaan er woorden verloren. En dus vergeet men dat er ook over andere dingen gesproken kan worden.

(de reikwijdte van het leven krimpt)

Als je opgroeit in een wereld waarin mensen urenlang kunnen zwijgen, omdat ‘het lichaam (..) het veel te zwaar [had] om energie in praten te steken’ (HM) — dan kan het lang duren voor je überhaupt in de gaten hebt dat er zelfs woorden zijn voor ‘things I didn't know people spoke of’.

We vergeten misschien te gemakkelijk dat we zonder vaardigheden worden geboren, dat alles aangeleerd handelen/gedrag is. Waar we niets van weten neemt geen ruimte in, omdat we simpelweg niet weten dat het er toch is.

*

Als ergens geen woorden voor zijn bestaat het niet. Dit klinkt vanzelfsprekend maar ik wil dit duidelijker maken. Is het wel over te brengen? 

: het is alsof je naar de zee tuurt en niet weet dat er onder de waterspiegel heel veel meer aan de hand is: dat er verschillende dieren leven, dat er een bodem is, dat onder die aardkorst vuur leeft. Dat de aardkorst bestaat uit losse, bewegende platen; dat bewegende platen ruimte geven en nemen, dat er vuur naar boven klimt, een weg zoekt naar boven, waar lucht beweegt. Dat er eilanden kunnen ontstaan, waar dan weer ander leven tot stand zal komen. Het is alsof de scheiding tussen lucht en water alleen maar een lijn is die soms de vorm aanneemt van een berg, dan een dal, maar bovenal een lijn blijft. (Het is alsof je in 2D leeft.)

Geconfronteerd worden met manieren van beschouwen, verwerken, manieren waarvan je het bestaan niet kon vermoeden, is overweldigend als je opgroeit in een wereld waarin bespiegeling als overbodig of moeilijk doen wordt bezien.

*

Ergens woorden voor zoeken begint met (h)erkennen dat er iets is om vorm aan te geven: de ervaring, de sensatie, een gevoel. Om vervolgens actief vorm te geven. Ik herinner me een moment in het boek waar Lucy letterlijk woorden zoekt, en vindt, voor haar moeder. Het lukt moeder Barton niet en Lucy schiet haar te hulp:

‘My mother pointed at the magazine she had handed me. “I think she looks—I don’t know.” My mother sat back. “What does she look like?”
       “Nice?” I didn’t think she looked nice; she looked something, but I would not have said “nice”.
       “No, not nice,” said my mother. “Something. She looks something.”
       I stared at the picture again. She was next to her new boyfriend, an actor from a television series my husband watched some nights. “She looks like she’s seen stuff,” I finally said.
       “That’s it,” my mother nodded. “You’re right, Wizzle. That’s what I thought too.”’


*

Geef er een woord aan en het bestaat; My Name is Lucy Barton.

mid-year booklist

Ik las in zeer korte tijd twee boeken waar ik nogal van onder de indruk ben: Hot Milk van Deborah Levy, en My Name is Lucy Barton van Elizabeth Strout. Als boeken me overvallen zoals deze twee dat deden, heb ik allereerst de neiging om iedereen die boeken in de hand te drukken; in tweede instantie trek ik de boeken mee terug in mijzelf en wil ik achterhalen wat ze tegen me zeggen. (Het is alsof ze veel geluid (/herrie) maken, vanbinnen. Ik begrijp niet waar die klanken vandaan komen. Zoiets.)

(Overigens maakte Strouts boek zoveel indruk op dat ik direct Olive Kitteridge en Anything is possible bestelde. Olive Kitteridge lees ik nu.)

Kortom: ik ben nu aan het nadenken over deze boeken en heb daarom niet de neiging over iets anders te schrijven. Ook niet hier. Radiostilte. & toen kwam ik ergens een ‘mid-year booklist’ tegen en dacht ik: hier kan ik wel iets mee. Iets, being: iets over wat ik tot nu toe gelezen heb. Of misschien gewoon een aantal aanraders.

*

Gelezen en het meest bijgebleven:

Contouren en Transit van Rachel Cusk
Book of Mutter van Kate Zambreno
Hier zijn is heerlijk van Marie Darrieussecq
Garments Against Women van Anne Boyer

& het gedicht Mutable earth van Louise Glück.

*

In Rachel Cusk romans Contouren en Transit gebeurt weinig: het is een boek vol observaties en herinneringen en interpretaties en ideeën. Haar personages zijn eigenaardig maar op die manier waarop we allemaal eigenaardig zijn: heel begrijpelijk als je luistert naar het verhaal dat verteld kan worden. Cusks boeken bestaan dan ook vooral uit ervaringen die in context worden geplaatst, achteraf, door de eigenaar van de herinneringen. Er wordt, kortom, een verhaal gemaakt. De verhalen bestaan uit momenten die herinnerd worden: de verhalen (/levens) zouden wellicht een ander karakter hebben als men zich andere momenten zou herinneren. Waarom juist deze momenten? Waarom dit verhaal? (Dat is in ieder geval wat ik nu bedenk /mijn herinneringen.)

Om een idee te krijgen van Cusks taal:

‘Ook ik zag in alles om me heen steeds meer mijn eigen angsten en verlangens, zag andermans leven steeds vaker als een commentaar op mijn eigen leven. Kijkend naar het gezin op de boot zag ik wat ik niet meer had: iets wat er niet was, met andere woorden. Die mensen gingen volledig op in het moment, en al keek ik ernaar, ik kon er evenmin naar terug als dat ik over het water kon lopen dat ons scheidde. Welk van die twee manieren van leven – opgaan in het moment of erbuiten staan – was echter?’ (Contouren, p. 67)

‘De laatste tijd had ik nagedacht over het kwaad, vervolgde ik, en ik was gaan beseffen dat het kwaad niet voorkwam uit wilskracht maar uit de tegenhanger daarvan: overgave.’ (Transit, p. 166)

*

Book of Mutter, Kate Zambreno. Semiotext(e) 2017/ p. 131
Kate Zambreno werkte dertien jaar aan Book of Mutter. Het is een reactie op de dood van haar moeder, en gaat dus over het geweld van rouw, en herinneringen, en lege ruimte. Ze komt er achter dat ze haar moeder niet zo goed kende. Nee, dat zeg ik verkeerd — ze kende haar moeder, maar niet de persoon die haar moeder was zonder kinderen; de persoon achter de schermen.

Book of Mutter is heel bijzonder.
Ik weet er niet veel meer over te zeggen. Een paar zinnen:

‘What does it mean to write what is not there. To write absence.’ (p. 51)

‘I study this photograph. Her tweezed eyebrows are uneven. Yet so manicured and put together. I recognize that about my mother.
I put my ear to the glossy image but no sound comes out.’ (p. 66)

‘How and why to take out the cherished, the sentimental, these protestations of innocence, that which you hold onto too fiercely?’ (p. 85)

‘Writing is how I attempt to repair myself, stitching back former selves, sentences. When I am brave enough I am never brave enough I unravel the tapestry of my life, my childhood.’ (p. 103)

*

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief